Monitoring aanbevelingen jaarverslag 2018 en 2019

In het jaarverslag over 2019 deed de ombudsman één aanbeveling.

De aanbeveling jaarverslag 2019

De ombudsman heeft al vaak aandacht gevraagd voor de positie van arbeidsongeschikten die pensioenopbouw missen, omdat zij zich te laat hebben gemeld voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid (PVA). Dat gebeurde ook in de jaarverslagen 2015 en 2016.


Omdat de klachten over PVA blijven komen, heeft de ombudsman in het jaarverslag over 2019 opnieuw aandacht gevraagd voor dit probleem en een onderzoek aangekondigd. De aanbeveling was:

“Pensioenfondsbesturen maak een redelijk beleid over hoe om te gaan met mensen die niet tijdig vragen om premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en leg het beleid goed uit op de eigen website”.


Omdat de ombudsman weet dat beleidsmatige trajecten bij pensioenfondsen veel tijd vragen schreef de ombudsman in het jaarverslag 2019:

“Omdat deze aanbeveling meer tijd vraagt, gaat de ombudsman in het voorjaar van 2021 onderzoeken of pensioenuitvoerders gehoor hebben gegeven aan de oproep om op hun website uit te leggen hoe ze omgaan met de premievrijstelling waar ‘te laat’ om is gevraagd”.


Dat websiteonderzoek gaat binnenkort starten.


Uit de klachten die we in 2020 hebben behandeld krijgen we niet de indruk dat er massaal gehoor is gegeven aan de oproep. Wij zien nog niet overal beleid rond herstel van PVA. Een bewuste, goed onderbouwde, keuze voor geen herstel kan ook beleid zijn, maar ook dat komen we niet vaak tegen. Daarom nogmaals de oproep, maak beleid voor mensen die tussen het wal en het schip gevallen zijn. Die mensen is niet verteld dat ze zich moesten melden om voor PVA in aanmerking te komen, terwijl het fonds wel kon weten dat ze arbeidsongeschikt zijn.


Het is positief om te zien dat een aantal pensioenfondsen wel een “herstelactie” heeft uitgevoerd, die heeft geleid tot het verlenen van PVA met terugwerkende kracht. Hoe het beleid eruitziet en waarop de herstelacties zijn gebaseerd krijgt de ombudsman pas te horen, nadat daarom is gevraagd. Die informatie is niet te vinden op de website van het pensioenfonds. Van de pensioenfondsen die wel beleid hebben geformuleerd vragen we dat op de website te zetten. Zo weten de arbeidsongeschikten waar ze aan toe zijn. Dat hoeft niet uitgebreid te zijn, want het is maatwerk. Maar laat wel weten dat er reden is om met het pensioenfonds te bellen, als zij zich eerder niet hebben gemeld.


Aanbevelingen jaarverslag 2018


Klachtenmanagement

In het jaarverslag 2018 deed de ombudsman onder meer de aanbevelingen:

  • Erken elke uiting van ongenoegen als een klacht en
  • Maak de klachtenprocedure zichtbaar (vindbaar) op de website.

Na twee jaar moet de ombudsman constateren dat er echt te weinig gedaan wordt om het voor iedere deelnemer duidelijk te maken dat die mag klagen en hoe. Daarom in dit jaarverslag opnieuw een aanbeveling over dit onderwerp. Zie het hoofdstuk Aanbeveling jaarverslag 2020.


Partnerpensioen


Er is gelukkig ook goed nieuws. In het jaarverslag 2018 deed de ombudsman de aanbeveling: “Schenk meer aandacht aan redelijkheid en billijkheid bij de toekenning van partnerpensioen”.


Ook in 2020 waren problemen rond het partnerpensioen een van de belangrijkste bronnen voor klachten die de ombudsman ontvangt. Een deel van die problemen komt niet meer voor, als het nieuwe partnerbegrip van kracht wordt. In de consultatieversie van de Wet toekomst pensioenen staat een nieuwe definitie voor het begrip partner. Met deze nieuwe definitie is het niet meer nodig een samenlevingsovereenkomst te hebben om aangemerkt te worden als degene die recht heeft op partnerpensioen.

Het is zeer te hopen dat het wetsvoorstel spoedig behandeld wordt en die nieuwe definitie snel na de parlementaire behadeling van kracht is. Zoals ook aangegeven in de reactie op de Internetconsultatie Wet toekomst pensioenen, zou het echt een gemiste kans zijn om die nieuwe definitie pas in 2026 van kracht te laten worden.

Na dertien jaar: Sorry, u heeft toch geen recht op dit bedrag

Gedurende dertien jaar liet het pensioenfonds de klager jaarlijks weten dat hij premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid genoot. De klager bleek echter geen recht op premievrije voortzetting te hebben omdat zijn laatste werkgever niet bij het pensioenfonds was aangesloten. 


Om een tweetal redenen vond de ombudsman het terugdraaien van het gecommuniceerde pensioen niet redelijk.


Het pensioenfonds had naar het oordeel van de ombudsman het recht om de vergissing te corrigeren na dertien jaar verspeeld. De correctie, die kort voor de pensioendatum werd doorgevoerd, zou leiden tot een ernstige inkomensdaling na pensionering. Aangezien het nog kort tot aan de pensionering was, kon klager het tekort niet meer met eigen voorzieningen aanvullen. Verder was van belang dat de klager voordat hij in dienst trad bij de niet aangesloten werkgever op grond van een dienstverband met een zusteronderneming met bijna dezelfde naam, wel lange tijd deelnemer van het fonds geweest.


Uiteindelijk deelde het pensioenfonds de visie van de ombudsman en ging over tot herstel van de situatie zoals deze was voordat de fout werd ontdekt.


Het overzicht van voorbeeldzaken vindt u op de website van de Ombudsman Pensioenen.