Voorbeelden van klachten
De Ombudsman Pensioenen bestaat sinds 1995. Vanaf het begin worden er jaarlijks honderden klachten behandeld. Hieronder volgen een aantal voorbeelden.
Geen notariële samenlevingsovereenkomst, dus geen nabestaandenpensioen
LEES VERDER . . .
Mijn pensioen is veel te laag
LEES VERDER . . .
Ik kan niet narekenen of mijn pensioen klopt
LEES VERDER . . .
Geen partnerpensioen voor homo-paar
LEES VERDER . . .
Foutje van de werkgever
LEES VERDER . . .
Waardeoverdracht niet volledig uitgevoerd
LEES VERDER . . .
Pensioen omlaag door te gaan samenwonen
LEES VERDER . . .
Mevrouw en meneer wonen al 20 jaar op hetzelfde adres en hebben samen twee kinderen. In 2017 slaat het noodlot toe en overlijdt de man. Mevrouw blijft alleen achter met hun twee kinderen. Tot haar grote schrik krijgt zij van het pensioenfonds van de man te horen dat ze geen recht heeft op nabestaandenpensioen. Het pensioenfonds eist namelijk een samenlevingsovereenkomst die is opgesteld door een notaris. Daar zijn mevrouw en meneer nooit aan toegekomen. Ze wisten ook niet dat dat moest. De ombudsman gaat in overleg met het pensioenfonds. Daar is de zaak van mevrouw tot en met de Commissie van Beroep behandeld en afgewezen. Het pensioenfonds vindt wel dat sprake is van een duurzaam partnerschap en een zorgplicht voor elkaar, maar het reglement stelt nu eenmaal de voorwaarde van het samenlevingscontract.
De ombudsman vindt dat een pensioenfonds de regels best streng kan toepassen (het zijn nu eenmaal sociale partners die de regels formuleren), maar dan moet het fonds daarover heel goed en duidelijk communiceren. Het pensioenfonds heeft een extra zware zorgplicht om duidelijk te communiceren over pensioenafspraken die voor mensen niet logisch zijn. Niet een keer, maar vaker en heel duidelijk in persoonlijke post. Ook na veel brieven en gesprekken verandert het pensioenfonds niet van mening, mevrouw krijgt geen partnerpensioen maar gaat het wel de communicatie verbeteren.
Gelukkig gaat een ander pensioenfonds in een soortgelijke situatie na bemiddeling van de ombudsman wel het partnerpensioen uitbetalen.
Meneer is in 1978 als arbeidsongeschikt volledig in de WAO gekomen. Zijn pensioenopbouw liep gewoon door, maar was veel lager dan hij op basis van zijn laatste loon verwachtte. De ombudsman nam contact op met zijn pensioenfonds. Toen bleek dat op het moment dat meneer in de WAO kwam, zijn pensioenregeling voor iedereen een vast bedrag aan inkomen per jaar per jaar kende. Er was geen verband met het werkelijke inkomen. De pensioenregeling is aangepast maar die verandering had geen effect voor mensen zoals klager voor wie de oude regeling van toepassing bleef. Het bestuur heeft wel onderzocht of dit veranderd kan worden. Uit dat onderzoek bleek dat als de regeling aangepast zou worden voor iedereen in dezelfde situatie als meneer, dit een groot aantoonbaar effect zou hebben op de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Het bestuur heeft bij de afweging om eventueel coulance toe te passen op grond van die analyse besloten het pensioen van meneer en soortgelijke gevallen niet om te zetten naar de nieuwe pensioenregeling. Die aanpassing zou te nadelig zijn voor alle andere deelnemers.
De ombudsman concludeerde dat het pensioenfonds een zorgvuldige afweging heeft gemaakt en de oude pensioenregeling goed had toegepast. De pensioenregeling was in 1978 nu eenmaal veel kariger dan de regeling nu.
Meneer heeft zijn pensioenfonds gevraagd om de berekening van zijn pensioenopbouw uit 1995 te sturen. Hij krijgt steeds geen antwoord. Uiteindelijk blijkt dat het pensioenfonds de berekeningen wel zou willen sturen, maar ze niet meer heeft. Ook de basisgegevens waarmee gerekend moest worden zijn er niet meer. In 1995 waren de regels voor het bewaren van gegevens niet zoals ze nu zijn. Nu bewaren pensioenfondsen de gegevens vaak tot een bepaald moment na het overlijden van de deelnemer. Meneer kan geen berekening krijgen omdat de gegevens er niet meer zijn. Daar kan ook de ombudsman niets aan veranderen.
De ombudsman vindt het belangrijk dat een pensioenuitvoerder kan laten zien hoe een pensioen is berekend. Over het verleden zal dat niet altijd kunnen, als gegevens al zijn vernietigd. Mocht er in zo’n situatie een verschil van inzicht zijn over of bepaalde informatie wel of niet is meegenomen in de berekening de deelnemer sneller het voordeel van de twijfel moeten krijgen.
Twee heren vormen al vanaf 1984 een paar en wonen samen. Ze zouden graag trouwen maar dat kan niet. In 1992 tekenen ze een samenlevingscontract. In 1998 wordt het mogelijk om een geregistreerd partnerschap aan te gaan, waarvan ze meteen gebruik maken. Het homo-huwelijk komt in 2001 in de wet. In mei 1988 is klager met pensioen gegaan. Het pensioenfonds kent tot 1 juli 1994 alleen een partnerpensioen voor gehuwden. Vanaf 1994 kunnen ook ongehuwd samenwonende stellen hun partner aanmelden voor het partnerpensioen. Klager is dan al met pensioen en het pensioenfonds zegt dat het dan niet meer mogelijk is om de partner aan te melden.
De heren zoeken het hoger op, maar krijgen overal nul op rekest. De regeling was nu eenmaal dat ongehuwd samenwonenden niet in aanmerking kwamen voor partnerpensioen. De ombudsman heeft niets voor de heren kunnen bereiken omdat het fonds het eerder ingenomen standpunt niet wilde herzien.
De ombudsman vindt dit een voorbeeld van een op zich juridisch gezien juiste beslissing die, in de uitvoering niet redelijk uitpakt. De partners waren niet getrouwd; alleen dat was niet hun eigen keuze. Al vele jaren strijden zij voor een gelijke behandeling als geliefden. Het is jammer dat het pensioenfonds bij deze klacht niet heeft gekeken naar het unieke karakter van deze klacht en meer heeft geredeneerd vanuit de huidige tijdgeest.
De werkgever van mevrouw vergeet in 1998 om haar af te melden bij het pensioenfonds als ze uit dienst gaat. Het pensioenfonds denkt dus dat ze nog steeds in dienst is en pensioen opbouwt. Mevrouw krijgt daar ook overzichten van. In 2004 ontdekt de werkgever de fout en meldt mevrouw met terugwerkende kracht af. Ze blijkt toch geen pensioen te hebben opgebouwd, omdat ze in 1998 nog geen 25 jaar was. In deze pensioenregeling moest je 25 jaar zijn om pensioen te kunnen opbouwen. Het pensioenfonds stopt met het versturen van overzichten.
Bij deze klacht heeft de ombudsman besloten niet te gaan bemiddelen. In dit geval zou het niet redelijk zijn om van het pensioenfonds te vragen uit coulance toch een pensioen uit te betalen, dat nooit is opgebouwd.
Wel is het in dit soort situaties van belang dat een fonds goed uitlegt wat er is gebeurd. Helaas worden dit soort klagers regelmatig met een kluitje in het riet gestuurd en komt de oorzaak pas naar boven als de ombudsman vragen gaat stellen aan het fonds.
Meneer heeft in 2000 zijn pensioen dat is ontstaan in twee verschillende periodes, laten overdragen naar het pensioenfonds van zijn nieuwe werkgever. Alle opgaven klopten en hielden rekening met de beide pensioenen die hij had opgebouwd. Daarna (vanaf 2003) ontving hij van zijn vroegere pensioenfonds opgaven over zijn pensioen bij dat pensioenfonds. Door een administratieve fout had het vroegere pensioenfonds het pensioen van een van de twee periodes waarin hij pensioen had opgebouwd niet uit de administratie verwijderd. Pas in 2018 ontdekte het vroegere pensioenfonds de fout en werd het pensioen uit de administratie verwijderd zonder dat aan meneer te melden.
De ombudsman vindt het niet redelijk om een dubbel pensioen uit te keren, maar er is wel erg lang (15 jaar) foutieve informatie verstrekt. Meneer is geen pensioendeskundige en hij heeft geen gelegenheid meer om zelf te sparen. Het pensioenfonds vindt na overleg met de ombudsman ook dat een gebaar op zijn plaats is en betaalt hem uit coulance een eenmalig bedrag dat gelijk is aan het pensioen waarvan hij 15 jaar lang dacht het jaarlijks te gaan ontvangen.
Mevrouw is jong weduwe geworden. Ze ontvangt van het pensioenfonds van haar overleden man een partnerpensioen. Mevrouw ontmoet een nieuwe partner en in de zomer van 2017 wil ze met hem gaan samenwonen. Maar eerst vraagt ze bij het pensioenfonds of dat gevolgen heeft voor haar partnerpensioen. Het antwoord is nee. Toch wordt haar partnerpensioen met 75% gekort. Later blijkt dat als zij na 1 januari 2018 was gaan samenwonen dat geen gevolgen voor haar partnerpensioen zou hebben.
Het pensioenfonds komt na brieven van de ombudsman tot de slotsom dat de toepassing van het reglement in dit geval tot een onbillijke uitkomst leidt. Het pensioenfonds besluit de korting terug te draaien. Hieruit blijkt maar weer hoe belangrijk het is dat een pensioenfonds ook telefonisch, de juiste informatie geeft.